Hoofdprocedure en schadestaatprocedure

Hoofdprocedure en schadestaatprocedure: Als een partij een vordering heeft kan deze partij, met tussenkomst van een advocaat, een rechter vragen om in rechte de vordering te laten vaststellen, dit heet een verklaring voor recht vragen. In deze procedure, de hoofdprocedure, komt dan de aansprakelijkheid vast te staan. Daarna moeten partijen de schade vaststellen. Als dat via de rechter verloopt, wordt dat een schadestaatprocedure genoemd. De rechter in de schadestaatprocedure is gebonden aan het oordeel uit de hoofdprocedureover de aansprakelijkheid.

Verhouding hoofdprocedure en schadestaatprocedure

In de kwestie die voor de Hoge Raad kwam had het hof in de hoofdprocedure de werkgever veroordeeld tot aansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW, goed werkgeverschap. De werknemer was een verkeersongeval overkomen en liep letselschade op. De aansprakelijkheid is gelegen in de verplichting om de schade van de werknemer te vergoeden als gevolg van een arbeidsgerelateerd verkeersongeval. Het gaat om de letselschade die de werknemer lijdt omdat er geen adequate verzekering was afgesloten.

De eisende werknemer was ingeroosterd voor ‘nooddienst’, zodat hij dag en nacht telefonisch bereikbaar moest zijn. Als hij zou worden opgeroepen moest hij met de autoambulance uitrukken. De autoambulance had de werknemer mee naar huis genomen om sneller ter plaatse te kunnen zijn. Het verkeersongeluk met letselschade dat de werknemer overkwam gebeurde onder werktijd. Door het verkeersongeluk is hij blijvend invalide geraakt.

De werkgever had een inzittendenverzekering afgesloten. De maximaal verzekerde som bedroeg circa € 2300,-. Er was ook een ongevallenverzekering gesloten die dekking bood tot maximaal ruim € 27.000. Deze bedragen werden gezien de verwondingen en de letselschade die de werknemer had opgelopen door verzekeraars uitgekeerd.

De werknemer met blijvende verwondingen lijdt meer letselschade dan het uitgekeerde en gedekte bedrag. De advocaat van de werknemer  spreekt zijn werkgever aan voor het restant. Primair stelt de advocaat van de werknemer de werkgever aansprakelijk op schending van de zorgplicht (7:658 BW) en subsidiair op de verplichtingen voortvloeiend uit goed werkgeverschap (7:611 BW). De secundaire vordering wordt door het hof toegewezen. Op grond van goed werkgeverschap is de werkgever aansprakelijk en gehouden de letselschade te vergoeden. Het goed werkgeverschap wordt geschonden geacht door het hof omdat de beperkte dekking van de gesloten verzekering niet adequaat is voor medewerkers die aan het verkeer deelnemen uit hoofde van hun functie.

De letselschadeprocedure, verhouding hoofdprocedure en schadestaatprocedure

Vervolgens gebeurt het dat de advocaat van de werkgever de werknemer in rechte betrekt en vordert voor recht te laten verklaren dat de schade van de werknemer op nihil moet worden gesteld. Aldus de advocaat van de werkgever is de aansprakelijkheid beperkt tot het bedrag dat aan de werknemer zou zijn uitgekeerd als een adequate verzekering was afgesloten door de werkgever. De advocaat van de werkgever stelt hierbij dat –omdat het ongeluk plaatshad in 1998- dit oordeel geplaatst moeten worden tegen het licht van de mogelijkheden in 1998. Destijds was er geen meer adequate verzekering ten behoeve van werknemers dan de door de werkgever gesloten verzekering. Dat deze verzekering in de loop der jaren er wel is gekomen en wordt aangeboden, maakt niet dat de werkgever daar aan gebonden is.

De eisende werknemer stelt vervolgens een schadestaatprocedure in en vordert een bedrag van circa € 950.000 aan letselschadevergoeding.

De verklaringsprocedure ingesteld door de werkgever wordt afgewezen met de motivering dat de aangevoerde argumenten aan de orde moeten komen in de door de werknemer aanhangig gemaakte schadestaatprocedure. Het gaat hierbij om een causaliteitsvraag.

De rechtbank oordeelt bij tussenvonnis dat de werkgever aansprakelijk is en moet aan de werknemer een letselschadevergoeding betalen. Tegen dit tussenvonnis staat hoger beroep open.

Advocaat hoger beroep over hoofdprocedure en schadestaatprocedure

De advocaat van de werkgever heeft hoger beroep ingesteld tegen zowel de afgewezen verklaringsprocedure alsook tegen het tussenvonnis waarin hij wordt veroordeeld een letselschadevergoeding te voldoen. Het hof heeft beide zaken gevoegd en zal deze gezamenlijk behandelen.

De kernvraag is hoe het arrest van het hof destijds in de bodemprocedure moet worden begrepen. Het zogenaamde dictum moet volgens vaste rechtspraak worden uitgelegd met in acht neming van de overwegingen die tot het arrest hebben geleid.

Het hof komt tot de conclusie dat uit het arrest niet kan worden gelezen dat de werknemer zijn volledige letselschade zonder meer vergoed zou moeten krijgen van werkgever. Het hof heeft in de hoofdzaak slechts geoordeeld dat de mogelijkheid aannemelijk is dat werknemer meer schade lijdt dan dat hij al vergoed had gekregen door de ongevallenverzekering en de inzittendenverzekering. Omdat het hof tussentijds cassatieberoep heeft opengesteld gaat de werknemer in cassatie.

Bij de Hoge Raad wordt door de werknemer geklaagd dat de uitleg van het hof die wordt gegeven aan het arrest in de hoofdprocedure uit 2007 onbegrijpelijk is. De werknemer ziet alleen ruimte voor de uitleg dat de werkgever aansprakelijk is voor alle door de werknemer geleden letselschade op de voet van 7:611 BW.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. Vooropgesteld wordt dat de werkgever zich dient te gedragen als goed werkgever conform de in artikel 7:611 BW neergelegde verplichting. Hieronder valt dat de werkgever gehouden is zorg te dragen voor een adequate verzekering ter dekking van letselschade die een werknemer oploopt in het uitvoeren van de werkzaamheden. Een schending van deze verplichting kan leiden tot aansprakelijkheid van de werkgever voor zover de werknemer door deze tekortkoming schade heeft geleden.

Volgens de Hoge Raad is de opvatting van het hof onjuist. Ook is er geen grond om bij een onherroepelijk geworden uitspraak aansluiting te zoeken bij uitspraken die naderhand zijn gewezen als dit tot wezenlijk andere rechtsgevolgen leidt. De Hoge Raad komt tot de conclusie dat de werkgever aansprakelijk is voor de opgevoerde letselschade op grond van 7:611 BW en zal de schadevergoeding moeten betalen.

Advies van een letselschade advocaat

Heeft u letselschade opgelopen of bent u aansprakelijk gesteld? Laat u altijd adviseren door een terzake deskundige advocaat. Bel voor vrijblijvend advies van een letselschade advocaat 0800-4455000. U kunt ook gebruik maken van onderstaand cobntactformulier voor een terugbelverzoek. Wij werken landelijk.

mr. O.A.M. Hijink, letselschade advocaat Nijmegen LSA

    Uw naam
    Uw telefoonnummer
    Uw e-mailadres
    Bron: HR 19 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1975 over de verhouding tussen hoofdprocedure en schadestaatprocedure bij letselschade

    Altijd de juiste overeenkomsten en documenten bij de hand?

    Bekijk onze database

    Schrijf u in voor onze nieuwsbrief