Gordelkorting niet dragen veiligheidsgordel bij dwarslaesie

Gordelkorting niet dragen veiligheidsgordel bij dwarslaesie toegepast door rechtbank Breda.

In een procedure bij de rechter wordt gestreden door de partijen met hun advocaat over de vraag of de gordelkorting terecht is toegepast.
De toedracht was als volgt. De eisende partij week uit voor een stilstaande auto die autopech had en botste tegen een boom. De bestuurder loopt ernstig letselschade op in de vorm van een dwarslaesie en vordert een schadevergoeding. Er wordt een gordelkorting toegepast omdat het slachtoffer de veiligheidsgordel niet droeg.

De aansprakelijk gestelde partij is op de weg met autopech tot stilstand gekomen. Het slachtoffer reed even later op diezelfde weg in dezelfde rijrichting. Het was een lange rechte weg. Zij is gaan remmen en op enige afstand voor de stilstaande auto week zij uit naar links en vervolgens tegen een boom gebotst. Door dit verkeersongeluk raakte zij zeer zwaar gewond en liep een dwarslaesie op. Zij raakte rolstoelafhankelijk. Het slachtoffer stelt de verzekeraar (6 WAM) aansprakelijk op grond van onrechtmatig handelen.

Onrechtmatig handelen door niet treffen veiligheidsmaatregelen

Het slachtoffer stelt dat de bestuurder van de stilstaande auto onrechtmatig handelde omdat deze zonder het nemen van (aanvullende) veiligheidsmaatregelen een zwarte personenauto op de rijbaan van een donkere landweg met autopech parkeerde. Er is geen gevarendriehoek geplaatst, ook brandde de alarmverlichting niet.  De bestuurder van de auto met autopech handelde daarmee in strijd met de zorgvuldigheid door een gevaarlijke situatie te scheppen en geen maatregelen te nemen om een ongeval te voorkomen.
De advocaat van verzekeraar verweert door te stellen dat de alarmlichten wel aanstonden en verzekerde geen verwijt treft. Zij stelt dat het slachtoffer eigen schuld treft aan het ongeval en de schade en wil een gordelkorting toepassen.

Gordelkorting niet dragen veiligheidsgordel bij dwarslaesie eigen schuld?

De rechtbank dient te oordelen over de vraag of er sprake is van een onrechtmatige gedraging. Over de toedracht zijn partijen het eens, niet over het al dan niet in werking stellen van de knipperlichten. Vast staat dat gedaagde geen gevarendriehoek had geplaatst. Ook moet de rechtbank Breda oordelen over het toepassen van een gordelkorting.

De rechtbank stelt voor op dat als mocht blijken dat geen alarmverlichting aanstond (terwijl ook de achter verlichting was uitgeschakeld), dan handelde gedaagde in strijd met de artikelen 38 en 40 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV). In deze wetsartikelen staat dat een bestuurder van een auto die bij nacht buiten de bebouwde kom op de weg tot stilstand komt achterverlichting (en/of alarmverlichting) moet voeren. Maar lijkt mogen stilstaande auto’s geen obstakel vormen die door naderende bestuurders niet tijdig wordt opgemerkt (artikel 58 RVV). Daarvoor dient een gevarendriehoek en/of knipperende waarschuwingsverlichting te worden gebruikt. Een gevarendriehoek was niet geplaatst.

Kortom als blijkt dat de stilstaande automobilist geen alarmlichten aan had, wordt gehandeld in strijd met de genoemde wetsartikelen en de daarin verplicht gestelde veiligheidsnormen. In dat geval heeft de bestuurder een gevaarzettende situatie in het leven geroepen.

Bewijslast en voorlopig getuigenverhoor over gordelkorting niet dragen veiligheidsgordel

De rechtbank geeft aan het slachtoffer met de dwarslaesie de bewijsopdracht om aan te tonen dat de stilstaande auto geen alarmlicht of knipperlicht voer. De stilstaande automobilist verklaarde namelijk wel alarmverlichting te voeren. Door de gedupeerde wordt het politiedossier in het geding gebracht waarin de verklaringen staan opgenomen. Ook worden betrokkenen door de advocaten gehoord in het kader van een voorlopig getuigenverhoor. Steeds blijkt dat geen van de getuigen zag dat de alarmlichten hebben gebrand. Ook was de gevaren driehoek niet geplaatst.

De rechtbank acht hiermee voldoende aangetoond dat de stilstaande auto geen enkele verlichting voer of anderszins waarschuwde voor een gevaarlijke situatie. Hiermee wordt geconcludeerd dat de bestuurder van de stilstaande auto onrechtmatig handelde.

Het causaal verband en gordelkorting

Vervolgens moet worden bepaald of er een causaal verband bestaat tussen de uitwijkmanoeuvre en de gevaarlijke situatie. De bestuurder die ernstig letsel opliep stelt immers dat het ongeval nooit was gebeurd als de auto met autopech waarschuwingsverlichting had gevoerd. Het slachtoffer had dan de auto met pech tijdig waargenomen en adequaat kunnen reageren.
Omdat de advocaat van Interpolis geen verweer voerde op dit punt, beschouwt de rechtbank dit als vaststaand.

Wel voerde de advocaat van Interpolis nog aan dat de gedupeerde met letselschade / dwarslaesie te hard had gereden. Aldus de rechtbank blijft dan nog overeind dat de auto met pech nog steeds onrechtmatig handelde. Er is volgens de rechtbank een “conditio sine qua non”- verband.

Wel moet worden beoordeeld of het slachtoffer medeschuld heeft ex artikel 6:101 Burgerlijk Wetboek. Interpolis voert aan dat de gedupeerde:

  1. dat X geen gordel droeg ( gordelkorting );
  2. dat X onder invloed van alcohol reed;
  3. dat X onoplettend heeft gereden, onnodig bruusk heeft geremd en haar auto niet onder controle heeft kunnen houden en;
  4. dat zij harder reed dan was toegestaan.

Hoewel het slachtoffer met dwarslaesie dit ontkent, stelt zij dat deze fouten in het niet vallen vergeleken met de gevaarlijke situatie die in het leven geroepen was en er geen sprake is van eigen schuld. Maar ook dat er op grond van de ernst van het letsel, de dwarslaesie, voldoende reden is om een billijkheidscorrectie toe te passen.

Verweren en eigen schuld door niet dragen veiligheidsgordel

Vaststaat dat de gedupeerde met dwarslaesie geen veiligheidsgordel droeg. Door het slachtoffer wordt tegengesproken dat deze omstandigheid invloed heeft gehad op de ernst van de letselschade. Verzekeraar voert aan dat het een feit van algemene bekendheid is dat het dragen van een veiligheidsgordel verplicht is en een gordelkorting moet worden toegepast.
Volgens de rechtbank betekent dit echter nog niet dat het niet dragen van de veiligheidsgordel heeft bijgedragen aan de ernst van de verwondingen en mede heeft geleid tot de dwarslaesie. Omdat Interpolis dit stelt rust de bewijslast op haar schouders. Om inzichtelijk te krijgen of het niet dragen van een gordel kan hebben bijgedragen aan de aard en de ernst van de verwondingen, dwarslaesie wordt een verkeersongevallendeskundige ingeschakeld. De vraag die beantwoord moeten worden is:
Is het niet dragen van de veiligheidsgordel van invloed geweest op het letsel en zo ja, in welke mate?

Ook stelt de advocaat van Interpolis dat het slachtoffer onder invloed van alcohol reed en dat dit mede tot de schade heeft geleid. Door het slachtoffer wordt zowel als de invloed van het gebruik van alcohol ontkend. Twee uur na het ongeval werd een 0.18 mg alcohol per ml in het bloed van het slachtoffer gevonden. Verzekeraar concludeerde dat het percentage ten tijde van het ongeval dan fors hoger moet zijn geweest en wellicht zelfs het toegestane percentage van 0.50 mg moet hebben overschreden.

Omdat verzekeraar haar stelling dat het alcoholgebruik het maximale toegelaten promillage moet hebben overschreden en het rijgedrag moet hebben beïnvloed, niet verder onderbouwde, is daarmee niet gesteld dat het slachtoffer een verkeersregel op dit punt heeft overtreden en daarmede is niet onderbouwd dat deze omstandigheid mede een oorzaak voor het ontstaan van de letselschade is geweest.

Gordelkorting, wat is gordelkorting gordel korting, veiligheidgordel

Ook stelt verzekeraar dat de gedupeerde onvoldoende oplettend heeft gereden. Omdat zij zag dat haar voorganger uitweek, had zij bedacht moeten zijn op de situatie dat zij ook had moeten uitwijken. Ook dit argument wordt door de rechtbank verworpen. Het feit dat een ander uitwijkt en niet duidelijk is waarom dat het geval is, maakt nog niet dat onoplettendheid kan worden verweten. Bovendien valt de fout van het niet juist of niet tijdig uitwijken in het niet vergeleken met de gevaarlijke situatie die in het leven is geroepen door geen alarmverlichting in te schakelen.

Ook het argument dat het slachtoffer bruusk heeft geremd en de auto niet onder controle had, leiden niet tot medeschuld. Het betreft hier immers een schrikreactie veroorzaakt door een plots opdoemend gevaarlijke verkeerssituatie. Dat haar reactie niet de mest adequate was, maakt nog niet dat medeschuld kan worden verweten.

Het gewonde slachtoffer verklaarde 70 tot 80 kilometer per uur te hebben gereden. Technisch onderzoek wijst uit dat de snelheid vermoedelijk tussen 72 km/u en 86 km/u moet hebben gelegen. De maximaal toegestane snelheid was 60 km/u. De vraag rijst of dit een factor is die moet leiden tot eigen schuld en leidt tot een vermindering van schadevergoedingsplicht. Het gewonde slachtoffer bestrijd de juistheid van het proces-verbaal voor zover het over de lengte van het remspoor gaat.

De rechtbank gaat echter uit van de opgemeten sporen en de berekening van de verkeersdeskundigen van Politie. Hieruit blijkt ook dat als het slachtoffer met de toegestane snelheid zou hebben gereden zij tijdig (dus voor de boom) tot stilstand zou zijn gekomen.

De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot na het deskundigenonderzoek over de gevolgen van het niet dragen van de veiligheidsgordel.

Deskundigenonderzoek naar gordelkorting niet dragen veiligheidsgordel en de gevolgen

Aldus de deskundige waren er twee botsfases. De eerste is de botsing tegen de boom, de tweede ziet op de roterende beweging daarna. De eerste fase geeft een frontale en zijdelingse belasting/beweging. De tweede fase geeft hoofdzakelijk zijdelingse belasting dor de draaiing. Vervolgens wordt bekeken welke beweging vervolgens het lichaam maakt mét en zónder gordel.

Bij de frontale beweging wil het lichaam schuin-rechtdoor. Zonder gordel is dan contact met stuur en/of dashboard te verwachten. Als wel een veiligheidsgordel wordt gedragen is dit in mindere mate mogelijk omdat de gordel dit opvangt.

Bij de draaiende of zijdelingse beweging wil het lichaam schuin naar rechts bewegen. Zonder gordel zullen het hoofd en het lichaam een soort pendelbeweging maken naar voren. Met gordel zal dit in mindere mate hetzelfde zijn. Het onderlichaam wordt op zijn plaats gehouden ten opzichte van het bovenlichaam. De beweging van het lichaam zal door de veiligheidsgordel en de borst deels worden opgevangen.

De orthopedisch chirurg beschrijft dat de beschreven dwarslaesie moet zijn ontstaan door een abrupt stilstaan bij hoge snelheid waarbij het hoofd als projectiel naar voren wordt geworpen en de romp blijft (stil)staan. Er ontstaat dan een trekkracht aan de nek.

De veiligheidsgordel kan de beweging van het bovenlichaam wat stabiliseren, maar niet boven het niveau van het sternum (borstkas). De kans op een zogenaamd deceleratieletsel van de nek of cervicothoracale overgang zou nog steeds groot zijn. Ook het dragen van de veiligheidsgordel kan dit niet voorkomen. Airbags kunnen wel de krachten opvangen.

Op grond van het deskundigenbericht neemt de rechtbank aan dat het niet dragen van de autogordel in deze situatie niet heeft bijgedragen aan het ernstiger zijn van de letselschade, c.q. het ontstaan van de dwarslaesie. Er is geen sprake van eigen schuld aan de zijde van de gewonde bestuurder.

De rechtbank concludeert dat op grond van artikel 6:101 moet worden vastgesteld welke omstandigheden hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval en de letselschade. Het kan zijn dat dat een verdeling van schadevergoedingsplicht tot gevolg heeft. Daarna moet worden bezien of er omstandigheden zijn –zoals de ernst van de over en weer gemaakte fouten- die het billijken om de schadevergoedingsplicht geheel of gedeeltelijk te laten vervallen of in stand te houden, in de zin van een gordelkorting.

De rechtbank acht de bestuurder met autopech voor 90% verantwoordelijk voor het ontstaan van het ongeval. Het slachtoffer met letselschade draagt daarmee 10% van haar schade. Echter gezien de ernst van de fouten van de bestuurder die zonder signalering of alarmering stilstaat op de weg, welke vele malen ernstiger is als de geringe snelheidsoverschrijding, dient er een billijkheidscorrectie plaats te vinden waardoor verzekeraar de schade volledig dient te vergoeden van de gedupeerde met letsel.

Advies bij letselschade

Bent u betrokken geraakt bij een ongeval en heeft u letselschade opgelopen. Past verzekeraar een gordelkorting voor niet dragen veiligheidsgordel toe? Bel voor vrijblijvend advies over letselschade en schadevergoeding. Onze schadeletsel advocaten en letselspecialisten helpen u graag. Bel ons gratis landelijk nummer 0800 44 55 000 of plaats hieronder een terugbel verzoek.

Door: mr. O.A.M. (Oscar) Hijink, letselschade-advocaat LSA, Keurmerk Letselschade

    Uw naam
    Uw telefoonnummer
    Uw e-mailadres
    Artikel: Gordelkorting voor niet dragen veiligheidsgordel

    Altijd de juiste overeenkomsten en documenten bij de hand?

    Bekijk onze database

    Schrijf u in voor onze nieuwsbrief