Aansprakelijkheid ondeugdelijke hulpzaak

Aansprakelijkheid ondeugdelijke hulpzaak: Een eigenaar van een paard sluit een beleringsovereenkomst. Het paard wordt door de opdrachtnemer voor een kar gespannen. Een deel van de kar is echter scherp, waardoor het paard gewond raakt. Het paard overlijdt en de eigenaar eist een schadevergoeding.

De beleringsovereenkomst is een overeenkomst van opdracht. Aansprakelijkheid voor schade is aan de orde als er sprake is van een tekortkoming bij de uitvoering/nakoming van de overeenkomst en als de tekortkoming kan worden toegerekend (artikel 6:74 BW). Als bij de uitvoering van een opdracht schade ontstaat door gebruik van een ondeugdelijke zaak dan wordt de tekortkoming op grond van de wet toegerekend. Deze bepaling staat in artikel 6:77 BW:

Artikel 6:77 BW:

Wordt bij de uitvoering van een verbintenis gebruik gemaakt van een zaak die daartoe ongeschikt is, dan wordt de tekortkoming die daardoor ontstaat de schuldenaar toegerekend, tenzij dit, gelet op inhoud en strekking van de rechtshandeling waaruit de verbintenis voortspruit, de in het verkeer geldende opvattingen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk zou zijn.

Aansprakelijkheid ondeugdelijke hulpzaak

Wanneer is een hulpzaak gebrekkig

Een hulpzaak is gebrekkig als deze niet voldoet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden aan de zaak mag stellen. Als verweer wordt aangevoerd dat de kar stuk is gegaan door de eigen energie van het paard. De rechter benoemt dat een deugdelijk product op normale wijze gebruikt moet kunnen worden zonder dat hierbij gevaar ontstaat:

‘Een deugdelijk disselraam moet immers de daarop door het paard uitgeoefende krachten kunnen verdragen zonder dat daarbij gevaarlijke uitsteeksels ontstaan.’

De kar met een uitstekende scherpe bout is ongeschikt om een paard voor te spannen. De rechter stelt daarom de aansprakelijkheid vast.

Tenzij regel aansprakelijkheid ondeugdelijke hulpzaak

Het tweede gedeelte van artikel 6:77 BW bevat een uitzondering op de hoofdregel. Er zijn dus gevallen waarin schade op grond van wanprestatie door het gebruik van een ondeugdelijke zaak niet toerekenbaar is. Daarbij kunnen onder andere de volgende omstandigheden van belang zijn:

  • Exoneraties (in de overeenkomst wordt vaak vastgelegd welke schade voor rekening van welke partij komt en welke aansprakelijkheid is uitgesloten);
  • Gebrek aan keuzevrijheid. Als de opdrachtgever het te gebruiken hulpmiddel kiest, is toerekening van het falen hiervan onredelijk;
  • De deskundigheid van de contractspartijen;
  • Is er een verzekering afgesloten voor de schade en door welke partij? Is verzekering van dit risico gebruikelijk in een bepaalde branche;
  • De verhouding tussen de overeengekomen beloning en de schade.

Meestal moet er sprake zijn van een combinatie van de bovengenoemde omstandigheden om succesvol een beroep te doen op de tenzij clausule in artikel 6:77 BW.

Waarde bepaling paard – Hoogte schadevergoeding

Een ander geschilpunt is de waarde van het paard. De eigenaar eist € 200.000,– schadevergoeding. Maar de eigenaar heeft de waarde van het paard niet onderbouwd. Een deskundige heeft de waarde van het paard bepaalt op € 20.000,–. In het taxatierapport is geen rekening gehouden met het gedrag van het paard. De rechter stelt de waarde van het paard op het moment van overlijden daarom vast op € 10.000,–.

Hulpzaken in de letselschadepraktijk

Deze procedure ziet op wanprestatie en een paard dat overlijdt. De aansprakelijkheid voor hulpzaken komt ook bij letselschade aan de orde. Bijvoorbeeld bij aansprakelijkheid voor medische hulpzaken.


Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 29 november 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4105

Altijd de juiste overeenkomsten en documenten bij de hand?

Bekijk onze database

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief