Letselschade door blootstelling aan asbest en werkgeversaansprakelijkheid

Letselschade door blootstelling aan asbest en werkgeversaansprakelijkheid

Een voormalig werknemer vordert van de vennootschap waarvoor hij werkzaam was en waarvan hij laatstelijk enig directeur/aandeelhouder was, een schadevergoeding vanwege letselschade door blootstelling aan asbest. De kantonrechter in Utrecht heeft hierover te oordelen.

De werknemer stelt de vordering in gebaseerd op werkgeversaansprakelijkheid (art. 7:658 BW) in de verhouding tussen de werknemer/DGA en de werkgever/vennootschap waarvan hij de feitelijk leidinggevende en hoogste beleidsbepaler is.

Letselschade door blootstelling aan asbest

De heer X was werknemer in een BV waarvan hij zelf later grootaandeelhouder, leidinggevende en beleidsbepaler is geworden. In de periode daarvoor was hij in dienst bij zijn vader in de eenmanszaak. In de periode dat hij in loondienst was bij zijn vader heeft hij gewerkt met asbest. Er zijn geen voorzorgsmaatregelen genomen destijds (tussen 1968 en 1977). Na 1977 wordt de eenmanszaak omgezet naar een besloten vennootschap. De heer X en zijn vader waren de twee directeuren van de BV en hielden elk de helft van de aandelen. In december 1977 werd de vader van X ernstig ziek en overleed in 1978. De heer X neemt de leiding en aandelen vanaf dat moment over.

Omstreeks 1982 sluit het bedrijf een aansprakelijkheidsverzekering af bij (de rechtsvoorganger van) ASR. De verzekering biedt ook dekking bij aansprakelijkheid van verzekeringnemer (de bestuurders en vennoten) voor letselschade door blootstelling aan asbest vóór ingangsdatum van de verzekering.

Letselschade door blootstelling aan asbest

Veiligheidsmaatregelen en zorgplicht werkgever

In al die jaren zijn door de onderneming geen veiligheidsmaatregelen getroffen ter voorkoming van blootstelling aan asbest. Tot in de jaren negentig hebben medewerkers onbeschermd gewerkt met asbest.

In 2012 krijgt X te horen dat hij longvlieskanker heeft (maligne mesothelioom epitheliaal). De enige bekende oorzaak voor deze vorm van longvlieskanker is blootstelling aan asbest.

De heer X wendt zich tot de sociale verzekeringsbank en doet een beroep op de Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS). Er wordt een uitkering gedaan die zal worden verrekend met een (eventueel) te ontvangen schadevergoeding.

Werkgeversaansprakelijkheid en vordering schadevergoeding vennootschap

In 2012 stelt X zijn eigen vennootschap aansprakelijk voor de door de blootstelling ontstane longvlieskanker en de door hem geleden en te lijden letselschade. De aansprakelijkheidsverzekeraar wijst op de verjaringstermijn van 30 jaar (3:310) en stelt dat gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden 30 jaar vóór de aansprakelijkstelling van 3 april 2012 zijn verjaard. Kortom gebeurtenissen/blootstelling voor 3 april 1982 moet buiten beschouwing blijven. Voor zover het betreft de periode ná 3 april 1982 wijst de verzekeraar de aansprakelijkheid af.

De heer X vordert dat wordt verklaard voor recht dat de verzekeraar aansprakelijk is en een schadevergoeding moet betalen vanwege het ernstige letsel, c.q. gezondheidsschade. Ook vordert X een bedrag aan smartengeld van € 70.000.

De grondslag voor de vordering is werkgeversaansprakelijkheid omdat hij tussen 1968 en 2012 in de uitoefening van zijn werkzaamheden is blootgesteld aan asbeststof en dat de besloten vennootschap –ook als rechtsopvolger van de eenmanszaak van zijn vader- in de zorgplicht om te beschermen tegen gezondheidsrisico’s die zij heeft richting de werknemers, is tekort geschoten.
Een beroep op verjaring is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (zie Hoge Raad 28 april 2000 NJ 2000, 430). En omdat hij de werkzaamheden verrichtte op basis van een arbeidsovereenkomst met zijn besloten vennootschap, ongeacht het gegeven dan hij grootaandeelhouder was, is de BV aansprakelijk als werkgever.

Eigen schuld werknemer aan ontstaan letsel

Naast dat verzekeraar verjaring inroept, verweert zij door te stellen dat X zelf verantwoordelijk was voor de gebrekkige werkomstandigheden en het verzuimen veiligheidsmaatregelen te nemen. De letselschade is in feite door eigen toedoen veroorzaakt.

De kantonrechter in Utrecht gaat er van uit dat X werkzaam was op grond van een arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:658 BW. Nu X in de periode van 1968 tot 2012 heeft gewerkt met asbest, kan de schadeveroorzakende gebeurtenis (inademen van een asbestkristal) zich hebben voor gedaan vóór en ná 1982.

Verjaringstermijn van de schadeclaim

Of een beroep op verjaring door verzekeraar terecht is moet worden getoetst aan een aantal omstandigheden, te weten:

  1. gaat het om vergoeding van vermogensschade of immateriële schade en komt de vergoeding toe aan het slachtoffer zelf of de nabestaanden;
  2. bestaat er aanspraak op een andere uitkering;
  3. in welke mate treft de aangesproken partij (werkgever) verwijt voor het ontstaan van de letselschade;
  4. had de werkgever rekening moeten houden –voor het verstrijken van de verjaringstermijn- met de mogelijkheid aansprakelijk te worden gesteld;
  5. kan de werkgever zich in redelijkheid nog verweren tegen de vordering;
  6. is aansprakelijkheid gedekt door een verzekering;
  7. is de veroorzaker na het bekend worden met de letselschade binnen redelijke termijn aansprakelijk gesteld.

Verwijtbaarheid werkgever en redelijkheid en billijkheid

De kantonrechter oordeelt allereerst dat met twee-en-een-half jaar wachten met het aansprakelijk stellen van de werkgever niet is voldaan aan het instellen van de claim binnen redelijke termijn.

Ook als het gaat om de verwijtbaarheid komt de kantonrechter niet tot het oordeel dat de verjaring om redenen van redelijkheid en billijk is doorbroken. Als het gaat om de periode voor 1977 kan de werkgever niet worden verweten dat geen voorzorgsmaatregelen werden genomen tegen de blootstelling aan asbeststof. Dit omdat simpelweg destijds het gevaar nog niet of nauwelijks onderkend werd. De werkgever –de vader van X- heeft destijds niet gehandeld in strijd met de zorgplicht. Ook beoogt het artikel 7:658 geen absolute waarborg te geven voor bescherming tegen gevaren op het werk.

In de jaren na 1977 was X zelf eigenaar/directeur van de onderneming. In deze periode werd er steeds meer bekend over de gevaren van asbeststof en ruste geleidelijk aan een steeds verder gaande zorgplicht voor het treffen van voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen ter voorkoming van het inademen van asbest stof. Ook in deze periode voor 1982 –zelfs tot aan 2012- heeft X geen voorzorgsmaatregelen genomen. Het was eiser zelf die het beleid bepaalde, eiser had belang bij het zo goedkoop mogelijk verrichten van de werkzaamheden én was ook verantwoordelijk voor het treffen van veiligheidsmaatregelen voor werknemers (waaronder hij zelf). Nu hij stelt dat (hijzelf als) zijn werkgever is tekort geschoten, kan dit bezwaarlijk leiden tot verruimen van de verjaringstermijn voor 1982.

Voor wat betreft de periode ná 1982 oordeelt de kantonrechter dat eiser zelf directeur en aandeelhouder van de besloten vennootschap was, die de werknemers onbeschermd liet werken met asbesthoudende materialen. Ook in deze periode kan het inademen van de asbeststof hebben plaats gevonden. Ook in deze periode zijn er geen voorzorgsmaatregelen genomen ter bescherming van werknemers.

De zorgplicht van de werkgever is er op gericht dat deze de werkomgeving inricht en de werktuigen en gereedschappen waarmee hij zijn personeel laat werken onderhoudt, op een zodanige manier dat werknemers worden beschermd tegen gevaar voor zover dat redelijker wijs kan worden gevergd van de werkgever.

In het geval dat de werkgever zijn eigen onderneming aansprakelijk stelt voor omstandigheden waarover hijzelf zeggenschap had en beslist, en welbewust geen maatregelen neemt tegen bekend veronderstelde gezondheidsrisico’s, is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat de directeur grootaandeelhouder de besloten vennootschap aansprakelijk stelt voor schade die hij lijdt doordat hijzelf zijn taak als bestuurder niet naar behoren heeft uitgevoerd. De kantonrechter wijst de vordering tot het betalen van een letselschadevergoeding daarom af.

Heeft u letselschade opgelopen of wordt u aansprakelijk gesteld?

Als u te maken krijgt met een aansprakelijkstelling vanwege letselschade ontstaan tijdens het werk of u zelf gewond bent geraakt bij het uitoefenen van uw werkzaamheden, is het aan te raden juridisch advies in te winnen. Bel gerust voor een juridisch advies van onze advocaten en juristen gespecialiseerd in aansprakelijkheid en letselschadevergoeding. Wij zijn bereikbaar op 0800-44 55 000. U kunt ook het onderstaande contactformulier invullen. Op werkdagen nemen wij binnen 15 minuten contact met u op.

Door: mr.  O.A.M. Hijink, letselschade advocaat LSA Nijmegen

    Uw naam
    Uw telefoonnummer
    Uw e-mailadres
    Bron: Rechtbank Midden-Nederland Utrecht vonnis 13-07-2016 C/16/408803 / HAZA 16-90 LH/1040

    Altijd de juiste overeenkomsten en documenten bij de hand?

    Bekijk onze database

    Schrijf u in voor onze nieuwsbrief