Onrechtmatige observatie werknemer en schending privacy

Geen onrechtmatige observatie werknemer nu deze is uitgevoerd in overeenstemming met Privacygedragscode. In de gerechtelijke procedure staat centraal de vraag of een onderzoeksbureau op onrechtmatige wijze inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van eiser in hoger beroep door haar te observeren en opnamen van haar te maken.

Onrechtmatige observatie werknemer

Eiser in hoger beroep, appellante, is in loondienst geweest bij Stichting Zorggroep Groningen. Zij meldde zich in maart 2015 ziek en is uitgevallen voor haar arbeidswerkzaamheden. Na langere tijd arbeidsongeschiktheid heeft de werkgever besloten om onderzoeksbureau Hoffmann in te schakelen omdat er vermoedens waren dat de werknemer ondanks haar ziekte, werkzaamheden verrichtte.

Overeenkomst van opdracht

Tussen de werkgever als opdrachtgever en Hoffmann als opdrachtnemer is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen onder de naam: “onderzoek vermoeden verzuimfraude”. Hoffmann heeft begin juni 2016 observaties verricht bij de woning van de werknemer. Allereerst om de identiteit van de werknemer vast te stellen. Een dag later zijn observaties gericht op de activiteiten van de werknemer gedurende om en na bij 4 uur. Hierbij is werknemer geobserveerd in haar tuin, die gedeeltelijk is opengesteld voor publiek als ’theetuin’. De observaties zijn gedaan vanuit een bij de woning van werknemer geparkeerde auto. Er zijn video-opnames gemaakt en er is een verslag opgesteld. Snapshot van de video-opnames en een verslag zijn toegestuurd aan de werkgever ZGG Zorggroep Groningen.

Ontslag op staande voet

Door de werkgever is vervolgens 5 augustus ontslag op staande voet gegeven door ZGG Zorggroep Groningen. De reden van ontslag op staande voet is het:

“ondanks eerder waarschuwingen, een loonsanctie en een deskundigenoordeel opnieuw geen gehoor heeft gegeven aan de bij brief van 2 augustus 2016 verstrekte redelijke instructies/opdrachten”.


Vernietiging ontslag op staande voet bij kantonrechter

De werknemer dient op 30 september 2016 bij de kantonrechter een verzoekschrift in tot vernietiging van het ontslag op staande voet.

Door Hoffmann wordt aan de werknemer op 3 oktober 2016 schriftelijk bericht dat -in opdracht van ZZG Zorggroep Groningen- een onderzoek is verricht naar haar activiteiten tijdens haar ziekte.

De rechter wijst het verzoek tot vernietiging van van het ontslag op staande voet af. Tegen deze beschikking stelt de werknemer hoger beroep in. Het hoger beroep wordt door het hof verworpen op 11 september 2017.

De rechtszaak bij de kantonrechter

In de rechtszaak vordert de werknemer te verklaren voor recht dat Hoffmann jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld. De eiser claimt een schadevergoeding van € 10,000 vanwege door haar geleden materiele en immateriële schade (smartengeld).

Eiser stelt dat haar privacy is geschonden door het ingestelde onderzoek en er sprake is van inmenging in haar privéleven. Door dit onderzoek heeft het onderzoeksbureau gehandeld in strijd met artikel 17 van het IVBPR, artikel 8 EVRM, artikel 10 van de Grondwet en de artikelen 6 tot en met 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

De kantonrechter wijst de vordering in zijn vonnis 24 oktober 2018 af. De vraag of het onderzoeksbureau onrechtmatig heeft gehandeld komt niet aan de orde nu eiseres haar claim en de stellingen dat zij door het onrechtmatig handelen schade heeft geleden, onvoldoende heeft onderbouwd. Bovendien oordeelt de kantonrechter in Groningen dat er geen reden is voor het toepassen van een billijkheidsgrond aangezien het onderzoek een zeer beperkt karakter had en waarbij niets anders is vastgelegd dan wat zichtbaar was vanaf de openbare weg.

Hoger beroep hof Groningen

Eiseres gaat in hoger beroep bij het hof Groningen. Zij voert 6 grieven aan. Die neerkomen op een hernieuwde volledige beoordeling van het geschil.
Het hof Groningen overweegt dat de artikelen waarop eiser in hoger beroep zich beroept, niet beogen om burgers een absolute bescherming te bieden tegen inbreuken op hun persoonlijke levenssfeer.

De Wet Bescherming Persoonsgegevens geldig tot 25 mei 2018 en nu de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) gaat over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van, hoe om te gaan met persoonsgegevens. De Wbp bevatte regels om de persoonlijke levenssfeer te beschermen vanwege het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens, de kennisname daarvan door personen van wie gegevens zijn vastgelegd en het gebruik van die gegevens. In de Wbp werd vastgelegd voor welke doeleinden en op welke manier persoonsgegevens mochten worden verzameld, vastgelegd en verwerkt. Het observeren van een onderzoeksbureau en de vastlegging van bevindingen vallen onder het verzamelen, vastleggen en verwerken van persoonsgegevens. Dit vormt een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Maar dat wil nog niet zeggen dat er sprake is van onrechtmatigheid. Als de Wpb wordt nageleefd, en blijft binnen de ruimte die de wet biedt, wordt dit toegestaan door de wet en is het daarmee legitiem.

Hoffmann stelt als onderzoeksbureau te vallen onder de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en ook een vergunning heeft van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Het is haar toegestaan volgens een goed gekeurde code -tegen het licht van de wet- om de onderzoeksactiviteiten te verrichten en vast te leggen. Het onderzoek zoals dat door Hoffmann is verricht is in overeenstemming met de Privacy gedragscode die is goed gekeurd door de Autoriteit Persoonsgegevens.
Kort gezegd houdt dit onder meer in dat een particulier onderzoeksbureau een opdracht alleen aanvaardt als dit gerechtvaardigd is op één van de in artikel 8 Wbp vermelde grondslagen. Hierin worden de gerechtvaardigde belangen van de opdrachtgever afgewogen tegen de inbreuk op de fundamentele rechten en vrijheden van de onderzochte.
Een genoemde grond voor onderzoek is “het onderzoeken van gedragingen in strijd met ziekteverzuimbepalingen en/of andere vormen van werkverzuim”.

Het door het onderzoeksbureau verrichtte onderzoek was hierop gericht en valt onder de reikwijdte van de Privacy gedragscode. Om die reden is er geen sprake van een onrechtmatige gedraging. De door eiseres gestelde toestemmingsvereiste faalt, dit is geen vereiste voor het instellen van een onderzoek. En ligt ook niet voor de hand, omdat op die wijze geen juist onderzoek kan worden verricht, althans de onderzochte voortijdig zijn/haar activiteiten daarop aanpast.

Hoofdregels observatie onderzoeksbureau

Een observatie dient als doel om gedragingen van iemand aan het licht te brengen die om onderzoek tactische redenen niet rechtstreeks aan de onderzochte persoon of een derde gevraagd kan worden. Een observatie mag plaatsvinden met technische hulpmiddelen.

  • als een observatie meer in het openbaar plaatsvindt, is er minder snel sprake van een inbreuk op de privacy en is observatie eerder toegelaten;
  • observaties langdurig en systematisch zijn slechts onder bijzondere omstandigheden toegestaan;
  • geen observaties mogen plaatsvinden in situaties waarbij de te observeren persoon aanspraak kan maken om onbevangen zichzelf te zijn;
  • een observatie en het rapport is beperkt tot de waarnemingen die relevant zijn voor de opdrachtgever/het observatiedoel.

Deze gedragsregels worden gehanteerd in de jurisprudentie bij de beoordeling van het recht op privacy, en de beoordeling van proportionaliteit en subsidiariteit.

Er vindt dus een afweging plaats tussen het doel van de observatie, de gerechtvaardigde belangen daarachter van de opdrachtgever en de inbreuk die wordt gemaakt in de persoonlijke levenssfeer. Als er een minder belastende manier is van onderzoeken, dan dient die te worden gevolgd.
Het hof Groningen is van oordeel dat de observatie in dit geval heeft plaatsgevonden binnen de grenzen van de Privacygedragscode en met inachtneming (dus) van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Het hof maakt de volgende afweging:

  • het contact tussen eiseres en haar werkgever was verstoord, er was sprake van een conflictsituatie en gesprekken waren niet mogelijk;
  • de observatie was van zeer korte duur;
  • de observatie was vanuit de openbare weg -ook voor zover er sprake was van een privé-gedeelte van de tuin- en zichtbaar voor iedere voorbijganger;
  • de opnamen van de waarnemingen betrof een openbare ruimte;
  • er zijn geen bijzondere kunstgrepen toegepast om de observaties te maken (de gebruikte zoomlens valt daar niet onder);
  • er was een redelijk onderzoeksbelang;
  • de rapportage is neutraal van toon, waardeoordelen worden niet gegeven door het onderzoeksbureau.

Het hof is niet gebleken van bijzondere omstandigheden om te komen tot het oordeel dat het onderzoek, hoewel in overeenstemming met de Privacygedragscode, toch als onrechtmatig bestempeld dient te worden. Dat de observatie voor appellante een forse impact heeft gehad, maakt dit nog niet onrechtmatig. het hof Groningen wijst de vordering van de werknemer af.


Bron: Rechtspraak ECLI:NL:GHARL:2020:6021

Altijd de juiste overeenkomsten en documenten bij de hand?

Bekijk onze database

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief